Minister Schultz komt terug op de voorgenomen wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) die het provincies onmogelijk zou kunnen maken een actief detailhandelsbeleid te voeren. Dit antwoordde zij op vragen van Tweede Kamerleden Smaling (SP) en de Vries (PvdA) tijdens het Algemeen Overleg (AO) Ruimte op 16 april. Het IPO had in een eerder Rondetafelgesprek op 3 april, bij monde van gedeputeerde Veldhuijzen (ZH), hiervoor gepleit. Ook de Raad van State heeft inmiddels, in lijn met de opvattingen van het IPO, de minister geadviseerd de voorgenomen wijziging van de Bro niet door te voeren.
Niet strijdig met Europese Dienstenrichtlijn
De minister had eerder in een brief aan het IPO en de Tweede Kamer gesuggereerd dat provincies in strijd handelen met de Europese Dienstenrichtlijn. Om het ruimtelijk beleid bij de vestiging van detailhandel te kunnen onderbouwen laten provincies onderzoek uitvoeren naar de regionale economische behoefte naar detailhandel. Op basis hiervan bepalen provincies of de vestiging van nieuwe detailhandel past binnen het beleid om levendige en leefbare stads- en dorpskernen te behouden en leegstand te voorkomen. Om dit te bereiken wordt detailhandel zo veel mogelijk geconcentreerd in centra en wordt de vestiging aan de randen van de stad zoveel mogelijk beperkt.
De Raad van State geeft in haar advies aan de minister aan dat het doen van economisch behoefte onderzoek ter onderbouwing van ruimtelijke beslissingen binnen het kader van de Europese Dienstenrichtlijn mogelijk is.
Grondbeleid
Tijdens het AO kwam ook de provinciale rol bij de regionale afstemming van plannen voor kantoren, detailhandel en woningbouw aan de orde. Tweede Kamerlid Smaling (SP) vroeg zich af of de provincie wel voldoende instrumenten in handen heeft. ‘’En zijn provincies niet te braaf als het om het gebruik van die instrumenten gaat”. De provinciale ruimtelijke verordeningen zijn in zijn ogen ook niet altijd scherp genoeg. Kamerlid Litjens (VVD) vroeg zich af of het gebruik van actief grondbeleid door provincies niet moet worden beperkt: “Provincies hebben een driedubbele rol met verschillende belangen: ze zijn ontwikkelaar, maken structuurvisies en zijn financieel toezichthouder op gemeenten.” Tegelijkertijd vroeg hij wel om “een versterking van de regisserende rol van provincies bij bedrijventerreinen”. Minister Schultz gaf in haar beantwoording aan dat ook gemeenten een dubbelrol hebben en dat het zaak is zo goed en transparant mogelijk met de verschillende rollen om te gaan. Het aan banden leggen van het actief grondbeleid door provincies ziet zij niet zitten: “Al was het maar dat daarmee de aanleg van natuurgebieden in gevaar zou kunnenkomen”.
Maatwerk
Schultz werd door de heer Smaling uitgedaagd haar visie op de ruimtelijke ordening van de toekomst te geven: “Is de Ruimtelijke Ordening niet al feitelijk afgeschaft?” Schultz: “Het adagium blijft: decentraal tenzij en hiermee zet ik de lijn van mijn voorgangster Dekker voort. Daar waar economische en demografische ontwikkelingen tussen regio’s steeds meer verschillen, is ook steeds meer maatwerk nodig. In het kader van de nieuwe Omgevingswet zal ik de bruikbaarheid van het instrumentarium voor decentrale overheden verder vergroten en waar nodig uitbreiden”. Met het laatste doelde ze op de nieuwe Stedelijke Herverkavelingswet die de komende tijd ontwikkeld wordt. Tenslotte gaf de minister nog een compliment aan de provincie Utrecht voor de aanpak van de kantorenleegstand als goed voorbeeld van regionale regie “daar waar gemeentelijke concurrentie groot is”.
Bron: IPO